Eerlijk gezegd heb ik geen idee. Hij was er voordat ik er erg in had. Ik heb m’n eigen columns weer eens gelezen en me erover verbaasd hoe goed ze zijn, en ik kwam artikelen tegen waarvan ik niet eens meer wist dat ik ze had, best leuk, ‘De langste dag’, geschreven vlak na een Rohatsu, dus vers van het vlijmscherpe Japanse keukenmes. Ik kan me de details zelf allang niet meer herinneren, maar je proeft het klooster.
Dus de redenatie zou kunnen zijn: als ik het zelf zo leuk vind, waarom het anderen onthouden? Daarbij vind ik het heerlijk, een plek met van alles van ooit, dat is voor het eerst. En ik duw het gelukkig niemand door de strot, er zit een knop op de tv en internet is al helemaal vraaggestuurd, dus vind je 't nix, klik je 't weg. Opgelost staat netjes.
Iets heel anders. Sommige andere mensen zeggen: ‘Maar er is toch wél compassie in zen?! Waarom ben je altijd zo kritisch?’ Die mensen waardeer ik zeer, dus ik ga er nu geen karikatuur van maken. Ja, er is. Natuurlijk wel. Waar ik zeg dat ik een zekere gevoelskilte in de traditie bespeur, een compassie als lippendienst, daar staan evenzoveel cases tegenover van diep mededogen. Je kunt dat niet meten, je kunt het niet turven, het kan in een gebaar zijn, in een zachtheid van omgaan, in een striktheid waarbij het doel het middel werkelijk heiligt, en het middel tot heelheid leidt.
Maar dat kan altijd nog, de mooie dingen in de traditie blootleggen. Ik ben meer van het duwen tegen de heilige huisjes, het tonen van de tegenkant, het blootleggen van de valse pretentie en het waken voor en waarschuwen tegen zelfgenoegzaamheid. En er ís een gebrek aan compassie. Laat de traditie desnoods weg en houd de mensen die 'm vormen over. Er ís een gebrek aan compassie en een belijden met de mond van wat met het hart niet altijd blijkt te realiseren. Dat invalideert niemands oprechte inspanning op de zenweg. Het is alleen een waarschuwing tot waakzaamheid. Niet alles in het Boeddhisme is wat het lijkt. Streef naar helder inzicht en kijk goed uit je doppen.
In allereerste en allerlaatste instantie ben ik het natuurlijk zelf. In mijzelf ontbreekt die compassie, die diepe en innige liefde. Ik ben zelf niet in staat mijn zen in volle rijkdom vorm te geven in alle vezels van mijn leven. Misschien hebben die sommigen wel gelijk. Misschien is het tijd te stoppen met het vitten op de traditie. Misschien is het tijd om in alle stilte en bescheidenheid te werken aan het verdiepen van mijn eigen liefde en compassie. Zodat de vraag of leven meer is dan zen totaal irrelevant wordt, volkomen wegvalt. En alle levende wezens tegelijk bevrijd worden.
Maar ik vrees dat ik voor die tijd m’n mond nog wel eens zal opendoen…